- tijdstip
- {{tijdstip}}{{/term}}1 (point of/in) time ⇒ 〈ogenblik ook〉 moment♦voorbeelden:1 het tijdstip van vertrek • the time/moment of departureeen gunstig tijdstip kiezen • choose an opportune momentiets tot een later tijdstip uitstellen • postpone something (until later)op een onchristelijk tijdstip thuiskomen • come home at some ungodly hourop een bepaald tijdstip • at a certain point in time
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.